Elk jaar komen de Makioka-zussen samen om de pracht van bloeiende kerselaars te beleven. Dit feest van neerdwarrelende kersenbloesems is voor het viertal een moment van puur esthetisch genot en innige verbondenheid. Sasameyuki, zo luidt de lastig vertaalbare titel van Tanizaki’s roman, die door Kon Ichikawa als The Makioka Sisters (1983) werd verfilmd. Het woord duidt op ‘zacht vallende sneeuw’ die met dansende bloesemblaadjes verward kan worden.
De Makioka’s stammen af van een rijk koopmansgeslacht uit Osaka. Veranderende tijden – de oorlog met China en de Tweede Wereldoorlog – zorgen ervoor dat hun familiekapitaal slinkt, een gênante ontwikkeling in een milieu waar geld ooit een evidentie was. Om die neergang te verdoezelen, houden de zussen vast aan tradities. De oudsten stapten al in de huwelijksboot, voor de jongste twee moet met gerede spoed een geschikte partner gevonden worden. Taeko, de rebelse jongste telg, moet wachten tot haar oudere zus Yukiko gehuwd is. De oudste twee tronen Yukiko mee naar soms hilarische, steeds onwennige ontmoetingen met aanzoekers die te erfelijk belast, te zelfgenoegzaam of te morbide zijn. Deze tenenkrullende rendez-vous worden verweven met scènes waarin de leefwereld van de vrouwen centraal staat.
Eerder al werd de man uit het lood geslagen door haar mond, die de mooiste O-vorm aanneemt net voor ze in iets lekkers bijt
Zo betreden we een teder universum waar bekoorlijkheid en sensualiteit, gekibbel en zorg samengaan. Terwijl tweede zus Sachiko zich maquilleert voor de spiegel, poedert Taeko met een kwastje haar rug wit. Vertederd door zoveel zachte elegantie, legt ze spontaan haar wang op Sachiko’s schouder. In een gelijkaardig tafereel ligt Yukiko languit op de tatami, gehuld in een blauwe kimono. Ze leest een boek. Boven haar valt een dieporanje gloed de kamer binnen. Net voldoende licht om te zien hoe Yukiko’s been en voeten half ontbloot zijn. De aandacht van Taeko is gericht op een zorgende handeling: ze knipt, lieflijk en waarderend, de teennagels van haar zus: ‘Je hebt zo’n mooie nagels.’ Kunstvoorwerpen in de ruimte beamen ingetogen Yukiko’s schoonheid: een art-decolamp, een tekening van een bevallige vrouw, een gestileerd Japans beeldje. De blik van de toevallig passerende schoonbroer pint zich vast op Yukiko’s benen. Eerder al werd de man uit het lood geslagen door haar mond, die de mooiste O-vorm aanneemt net voor ze in iets lekkers bijt.
Eenwording met traditionele schoonheid en een doorleefde zorgmoraal duwen geld- en huwelijkszorgen naar de achtergrond. Ze bieden ook troost voor de verschillende vormen van verlies die de zussen ondergaan. De film vangt aan met de kwintessens van het Japanse schoonheidsideaal: vrouwen in kimono die in bloesemsneeuw flaneren. Dit beeld keert terug op het eind, maar de finale bloesemscène is bij nader inzien een herinnering aan vervlogen tijden. Tanizaki’s roman, die in delen werd gepubliceerd tijdens de Tweede Wereldoorlog, wekte wrevel en ergernis bij de overheid. Censuur en een reprimande uit militaire hoek waren Tanizaki’s deel: dit soort zachte en verwijfde individualisme ondergroef de oorlogsinspanningen. De oorlogswaanzin is voorbij, maar de bloesemsneeuw keert altijd weer.
Eerder verschenen als ‘Bloedverwant’ in magazine De Geus.
Jacoby, Alexander (2004, April). Ichikawa, Kon. Senses of Cinema (31).
Quandt, James. (red.). (2001). Kon Ichikawa. Indiana University Press. (Cinematheque Ontario Monographs).